Winnaar Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020

Sara De Lodder

.

Winnaar van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020 is Sara De Lodder met haar gedicht ‘Hoe wij als karretjes in elkaar passen’. Van harte gefeliciteerd met deze prijs. In totaal deden er 186 dichters mee met de wedstrijd. Sara De Lodder kreeg uit handen van de burgemeester van Albrandswaard, Jolanda de Witte, de eerste prijs (een beeldje van Lillian Mensing) uitgereikt.

.

De jury schrijft in haar juryrapport over de inzendingen en hoe men te werk ging:

“Er waren 186 inzendingen, waarvan na een voorselectie er 33 overbleven. Als jury hebben we ons gebogen over deze shortlist. De gedichten kregen we anoniem. We wisten dus niet wie er achter de gedichten schuilgaan.

De inzendingen waren heel divers. Van traditioneel, tot experimenteel, lang en soms zeer kort. We hebben gelet op de samenhang binnen het gedicht, originele woordkeuzes, aansprekende beelden, kortom: kwaliteit en oorspronkelijkheid.

Maar een beeld moet wel kloppen, hoewel dat natuurlijk deels persoonlijk is. We troffen op zichzelf prachtige poëtische zinnen aan, die verder geen functie binnen het geheel hadden. Ze misten lading en betekenis. Datzelfde is te zeggen over beelden die elkaar soms tegenspraken. Het blijkt hoe moeilijk het is een gedicht lang de kwaliteit hoog te houden.

Maar er is genoeg potentieel bij veel van de 33 gedichten. Met aandachtige herlezing zouden deze zich kunnen ontpoppen als sterke en overtuigende exemplaren. In ons juryoverleg zeiden we regelmatig tegen elkaar dat een gedicht beter zou zijn geworden met wat redactie. Ons advies aan dichters, leg je werk voor aan kritische meelezers.

Het thema ‘De omgeving van de mens is de medemens’, ontleend aan een gedicht van Jules Deelder, werd over het algemeen zeer divers geïnterpreteerd door de inzenders. In meerdere gedichten is ingegaan op de gevolgen van de coronacrisis, met name op het ontbreken van lijfelijke nabijheid van de medemens. Door de een als een gemis ervaren en door een ander duidelijk als een rustmoment, een zegen zelfs, gevoeld.

Interessant is dat maatschappelijke poëzie de laatste tijd erg in opkomst is. Een mooi voorbeeld hiervan is het collectief ‘De Klimaatdichters’. Opmerkelijk is dat dit bij de inzendingen weinig is terug te zien. Veel poëzie is toch naar binnen gericht. Daar is overigens niets mis mee.”

 

Het winnende gedicht

De jury (Alek Dabrowski, Evy Van Ende, Sabine Kars) schreef over het winnende gedicht in het juryrapport:

.Dit gedicht sprong er voor ons onmiddellijk uit, vooral wat betreft de originaliteit van de metafoor die erin opgevoerd wordt. Het fysieke liefdesspel wordt voorgesteld als in elkaar passende winkelkarretjes, lichaamsdelen passeren als koopwaren op de band aan de kassa van een supermarkt. De kassajuffrouw wordt op rauwe wijze gedenigreerd (of is het net opgewaardeerd?) tot lustobject.  De dichter heeft het over “het naakte, malse vlees”.

Het gedicht bevat daarnaast een aantal zeer mooie vondsten die het rammelende, onwaarschijnlijke karakter van die metafoor onderschrijven. “Om ter bangst” en “het ijzer als navelstreng” vonden we poëtisch zeer sterk.

‘Hoe wij als karretjes in elkaar passen’ is ruw en teder tegelijk. Een subtiele combinatie die ook binnen de zinnen zelf tot uiting komt. Zoals in:

‘Neem met weerhaken haar binnenkant, hoe ik je
terug wil is nooit in een kamer’

De reflectie in:
‘Wij breken iedere dag weer los –
ik zoek mijn melk in vreemde schappen’

zet de lezer soepel aan tot overpeinzing. Om daar vervolgens snel weer uit en terug naar het nuchtere hier en nu in de supermarkt gehaald te worden, door het verrassende:

‘Zegeltjes?’

Ook het slotvers van het gedicht kon ons erg bekoren. Het beeld van een karretje verloren in de tuin is erg mooi. Het riep een ongerijmd, eenzaam beeld bij ons op dat uitnodigt tot mijmeren over de absurditeit, de verlatenheid van de liefde.

.

Hoe wij als karretjes in elkaar passen

.

Neem wangspek, een paar malse dijen en een schouderblad

of twee, om ter bangst, ter liefst

 .

Neem je binnenoor, het is een archief

met die precisie hoe je luistert

 .

Neem mij, tegen de stroom in, naar jou

keer ik altijd terug

 .

Neem kassajuffrouw acht, je wil haar

rauw tussen al je spullen op de band: zoveel euro,-

ze imiteert een schoot, je denkt aan een moeder, dat vol

naakte, malse vlees, alles

wat ze aanraakt mag ze hebben

 .

Neem met weerhaken haar binnenkant, hoe ik je

terug wil is nooit in een kamer

Maar als karretjes die na lange dag in de supermarkt terug in

elkaar gaan, het ijzer als een navelstreng

 .

Wij breken iedere dag weer los –

ik zoek mijn melk in vreemde schappen

 .

Zegeltjes?

 .

Eén enkele keer bracht ik zo’n karretje thuis:

nergens stond het meer verloren als in mijn tuin.

 

2e prijswinnaar van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020

Marie-Anne Hermans

.

De tweede prijs van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020 is gewonnen door Marie-Anne Hermans met haar gedicht ‘100%’. De jury schrijft over dit gedicht in haar juryrapport:

.

De schoonheid van een gedicht zit vaak erin dat de tekst deels begrijpelijk en deels onbegrijpelijk is. Dat het daarmee aanzet tot denken. De lezer vraagt je af: wat is hier aan de hand? In het gedicht dat wij de tweede prijs geven is naast deze begrijpelijkheid/onbegrijpelijkheid de sfeer heel belangrijk. Met relatief eenvoudige, korte zinnen wordt deze sfeer meteen gezet.

Een citaat:

 

Achter mij ligt het matras

en ik denk aan gister, aan de dag

dat ik nog 18 was.

 

Het gaat om het gedicht 100%, de eerste zin luidt “Uw pauzegedrag is 100%”.  Zo meteen zal de dichter zijn of haar gedicht voordragen.

Maar we willen nog wijzen op een aantal vondsten in het gedicht: “dreunende aanwezigheid”, “puberaal gezwijg” en de op een na laatste zin: “Ik offer aan de wrede godjes”. We merkten hiervoor op dat bij veel inzendingen er naast voortreffelijke zinnen en passages vaak ook mindere stukken zitten. Maar het gedicht 100% is in zijn geheel sterk. Het speelt in tijden van Corona, het thema is misschien isolatie, afgrenzing. Maar je kunt er ook veel andere dingen in lezen.

De zin “Boven hangt het puberaal gezwijg” verwijst naar een ander, maar het contact met hem of haar ontbreekt of is mislukt. De medemens is onbereikbaar geworden; zowel buitenshuis als bij de puber in huis. Herkenbaar voor wie in deze tijd vanwege Corona veel thuis heeft moeten zitten? Daarmee is het enerzijds een eigentijds gedicht, anderzijds ontbreken de klassieke thema’s niet. Een tweede plek waardig in deze wedstrijd.

.

100%

.

Uw pauzegedrag is 100%

zegt de computer.

Het beeld schermt mijn hoofd af

van creatieve gedachten.

 .

Achter mij ligt het matras

en ik denk aan gister, aan de dag

dat ik nog 18 was.

.

In huis loopt het maar heen en weer:

de rusteloosheid van de dagen,

de dreunende aanwezigheid

van altijd meer.

 ,

Boven hangt het puberaal gezwijg

en ik blijf verzoening zoeken

met onderbrekingen van tijd

die niet de mijne is.

 .

Ik offer aan de wrede godjes

van de alomtegenwoordigheid.

.